Achtergrondinformatie | Franse school

Franse school

Franse school in Edam, 1823-1940.

Schoolvorm

De Franse school bestond in de Nederlanden van de zestiende tot in de negentiende eeuw. Het was een vorm van voortgezet onderwijs, op particulier initiatief, ontstaan uit de behoefte aan meer praktijkgericht onderwijs. Er waren drie vormen: beroepsonderwijs, een uitbreiding van lager onderwijs en een begin van het latere middelbaar onderwijs.

De meeste Franse scholen onderwezen alleen aan jongens. Het doel was hen op te leiden tot het internationale handelsverkeer. Veel Franse scholen waren tegelijkertijd kostschool, zodat ook leerlingen van wie de ouders verder weg woonden deze vorm van onderwijs konden volgen.

Vakkenpakket

Het verschijnsel Franse school is nooit bij wet geregeld, waardoor de ene Franse school geheel anders kon zijn dan de andere. Meestal werden de volgende vakken onderwezen: schrijven, rekenen, boekhouden, aardrijkskunde en geschiedenis en een vreemde taal, meestal Frans, soms ook Duits of Engels, eventueel muziek. Vanaf de late achttiende eeuw konden daar nog natuurwetenschappen bij komen. De Franse scholen voor meisjes gaven ook onderricht in zogenaamde Franse handwerken.

Voor kinderen van vermogende ouders

De Franse scholen werden vooral door stedelingen gewaardeerd; ze maakten deel uit van de plaatselijke trots. De ouders van de deelnemers moesten veel schoolgeld betalen, waardoor alleen kinderen van meer vermogende ouders deze opleiding konden volgen. Sommige scholen kregen vanwege hun goede leerkrachten landelijke bekendheid en trokken leerlingen vanuit het hele land.

Onderwijswet

Met de komst van de onderwijswet in 1857 werd onder mee de mulo ingesteld. De mulo verving in praktijk de Franse school. In sommige plaatsen werd de mulo nog langere tijd Franse school genoemd.

Persbericht Franse school

Schoolberigten, 1826.

Franse school

Franse school in Oostzaandam, 1656-1890.
Tekening J. Kruyver.