Achtergrondinformatie | Rederijkerskamer

Rederijkerskamers

De Nieuwe Courant, 28-11-1900.

Rederijkers

Rederijkers ontstonden in de late middeleeuwen en hielden zich bezig met rederijkerij. Rederijkerij was een vernederlandsing van het woord ‘retorica’: de leer der welsprekendheid die onder andere voorschriften bevat voor houding en gebarentaal tijdens het uitspreken van redevoeringen, waarvan ook toneelspelers gebruik maken.

Rederijkers waren voorname mannen met een vooraanstaande functie, meestal uit dezelfde stad of provincie, die regelmatig bijeenkwamen om poëzie voor te dragen. Zij organiseerden zich in verenigingen: rederijkerskamers. Deze vroege rederijkerskamers waren vaak verwant aan een kerk, geloof, broederschap of gilde.

Rederijkerskamers

Omstreeks 1855 herleefde het verenigingsleven en daarmee ook de rederijkerskamers; Nederland telde in die tijd ongeveer negenhonderd rederijkerskamers! In de meeste rederijkerskamers lag de nadruk op geëmotioneerd uitgesproken gedichten en gedachten, die bij de luisteraars het gevoel van eensgezindheid moesten opwekken. Een goed taalgebruik en een goede uitspraak waren daarbij belangrijk.

Activiteiten van rederijkerskamers

De amateurdichters en voordrachtkunstenaars schreven gedichten, liedjes en toneelstukken. Rederijkers hadden vanouds een sterke band met de eigen stad en bedachten graag vertoningen ter gelegenheid van belangrijke gebeurtenissen in de stad. Zij sponsorden ook publieke feesten met parades, tableaux vivants en toneelspelen. Daarnaast organiseerden de rederijkerskamers wedstrijden om uit te maken welke rederijkersgroep het beste toneelstuk schreef en opvoerde.

Rederijkerskamer In West-Friesland

Ook in West-Friesland had bijna elke stad en dorp een eigen 'kamer'. Hoewel De Westfriese kamers wel aan voordrachtskunst deden, was er vooral belangstelling voor emotionele (en komische) toneelstukken.

Rederijkerskamer West-Frisia

Hoorn kende meerdere rederijkerskamers, waaronder West-Frisia, opgericht in 1863. In oktober 1889 schreef deze kamer een wedstrijd uit, waaraan toneelgezelschappen, kamers van rhetorica et cetera uit Noord- en Zuid-Nederland mochten deelnemen. De mededingende verenigingen moesten een drama opvoeren, minstens in drie bedrijven, en een blijspel in één bedrijf. In het drama moesten minimaal twee damesrollen zijn. Hierbij werden de volgende prijzen uitgeloofd: één massief gouden medaille en fl. 200, twee verguld zilveren medailles en fl. 100, drie zilveren medailles en fl. 50.

Van rederijkerskamer naar toneelvereniging West-Frisia

Rond 1900 werd West-Frisia van rederijkerskamer een toneelvereniging. De vereniging kwam elk voorjaar en najaar met een nieuwe uitvoering. Het waren vaak blijspelen, die bol stonden van misverstanden en persoonsverwisselingen. De toneelvereniging hield rond 1920 op te bestaan, doordat de belangstelling van het publiek zich verplaatste naar de bioscoop.

Bekende Hoornse rederijkers en toneelspelers

Jac. en Joh. Wilson en diverse van hun familieleden, maar ook G.C. Tinkelenberg met een aantal van zijn kinderen waren graag gezien en succesvolle amateurtoneelspelers die bijdroegen aan de glorietijd van West-Frisia.

Rederijkerskamer West-Frisia

Hoornsche Courant, 30-05-1880.

Rederijkerskamer West-Frisia

Alkmaarsche Courant, 07-11-1897.

Rederijkerskamer West-Frisia

De Nieuwe Courant, 24-11-1901.

Rederijkerskamer West-Frisia

Nieuwsblad van het Noorden, 13-01-1911.