Achtergrondinformatie | Rijkslandbouwproefstations

Landbouwcrisis

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond in West-Europa de landbouwcrisis. Deze crisis kwam door de sterke prijsdaling van landbouwproducten als gevolg van import van goedkoop graan en andere landbouwproducten vanuit de Verenigde Staten en Canada.

Tegenmaatregelen overheid

Veel West-Europese overheden stelden invoerrechten in om zo de eigen akkerbouwers te beschermen. De Nederlandse regering daarentegen wilde de akkerbouwers stimuleren om efficiënter te produceren. Daarom werd niet gekozen voor het heffen van invoerrechten, maar voor wetenschappelijk onderzoek, onderwijs en voorlichting, en later ook voor ruilverkaveling.
Proefstation Wageningen

Landbouwproefstation Wageningen.

Landbouwcommissie en eerste proefstation

Er werd een Landbouwcommissie in het leven geroepen en in 1877 werd het eerste Nederlandse proefstation opgericht, als onderdeel van de Rijkslandbouwschool te Wageningen. Dit proefstation ging zich bezighouden met het doen van onderzoeken op landbouwgebied en het nemen van bemestings-, cultuur-, en voederproeven.
Proefstation Groningen

Landbouwproefstation Groningen.

Uitbreiding noodzakelijk

Al snel was er zo veel werk dat aan de Rijkslandbouwschool een vleugel bijgebouwd moest worden. Ook zag men de noodzaak om het werk te kunnen verdelen over meerdere proefstations. De Landbouwcommissie stelde de regering voor nog drie Rijkslandbouwproefstations op te richten en deze te vestigen in Groningen, Hoorn en Breda. Op 2 Januari 1890 werden deze drie nieuwe stations geopend, waarbij aan elk station een bepaald werkgebied werd toegewezen. Vanwege gebrek aan ruimte in het proefstation Breda werd dit station eind 1893 overgebracht naar Goes. In 1898 werd een vijfde proefstation geopend, in Maastricht.
Proefstation Groningen

Landbouwproefstation Hoorn, 1908.

Specialisatie

Het proefstation in Hoorn, gelegen in een centrum van zuivelindustrie, kreeg in 1894 een bacteriologische afdeling. In 1899 werd een nieuw complex gebouwd voor het Rijkslandbouwproefstation op een terrein aan het Keern. Het werd op 21 December 1901 officieel geopend. Aan het proefstation was een proefzuivelboerderij verbonden.

Het Rijkslandbouwproefstation in Wageningen kreeg in 1894 een aparte afdeling voor zaadcontrole; in 1898 werd deze afdeling een afzonderlijk proefstation: het Rijksproefstation voor zaadcontrole.

Er waren nu zes proefstations, waarvan vijf een eigen dienstkring hadden en de zesde landelijk werkte. De directeuren van deze stations vormden het College van directeuren der Rijkslandbouwproefstations, waarvan een tot voorzitter en een tot secretaris werd benoemd.

Persbericht Proefstations

Maasbode, 23-09-1913.

Onderzoek en Openbare Controle

Het onderzoek van aangeleverde monsters vond plaats tegen een door de minister vastgesteld tarief. Niet‑landbouwers betaalden dubbel tarief. Ook bestond er de zogenaamde Openbare Controle (O.C.). Handelaren en fabrikanten die zich onder O.C. stelden, betaalden per jaar een vast bedrag. Daar bovenop betaalden zij na afloop van elk jaar een bedrag per verrichte analyse tot een zeker maximum. Zo konden de Rijkslandbouwstations de voor de landbouw aangekochte producten kosteloos onderzoeken. Het doel hiervan was het stimuleren van onderzoek, maar ook het bevorderen van de kwaliteit doordat de produkten verkocht werden onder door de Rijkslandbouwproefstations goedgekeurde garanties.

Besluit tot regeling dienst Rijkslandbouwproefstations

Na diverse reorganisaties werd in 1915 een Dienst der Rijkslandbouwproefstations ingesteld Hierbij werd een onderscheid gemaakt tussen proefstations voor landbouwkundig onderzoek en proefstations voor controle-onderzoek.
  • Het station in Groningen werd aangewezen voor uitsluitend onderzoeken op het gebied van de akker- en weidebouw.
  • Het station in Hoorn werd bestemd voor onderzoeken op het gebied van zuivelbereiding- en veevoeding.
  • De stations te Goes, Maastricht en Wageningen werden aangewezen voor de contrôle-onderzoeken op meststoffen, veevoeder, zaden en hulpmiddelen.

Aan die stations werkzaam: scheikundigen, landbouwkundigen, plantkundigen, bacteriologen, fysiologen, hoofdambtenaren van administratie, ambtenaren van administratie, technische ambtenaren, analisten, controleurs, amanuenses, klerken en laboratoriumbedienden. Het Rijkslandbouwproefstation in Goes werd in 1922 wegens bezuiniging gesloten.