Achtergrondinformatie | Hollandgangers
Bijnamen Hollandgangers
De Hollandgangers werden in ons land ook wel ‘hannekemaaiers’, ‘pikmaaiers’ of ‘poepen’ genoemd.- Hannekemaaier was een samentrekking van Hannes, de verkleinvorm van de voornaam Johann, en het woord maaier. Dit had te maken met Sint Johannesdag op 24 juni; traditioneel de dag waarop het gras gemaaid werd.
- Pikmaaier is afkomstig van het maaien met de pik, een korte zeis.
- De bijnaam poepen zou ontstaan zijn door verbastering van het Duitse woord Bube (jongen/kerel) waarmee de seizoensarbeiders elkaar vaak aanspraken.
Al sinds het begin van de zeventiende eeuw kwamen Duitse seizoenarbeiders naar het toenmalige Holland om voor een werkgever gras te maaien en te hooien of turf te steken. Deze 'Hollandgänger' waren aanvankelijk veelal arme keuterboeren uit het westen en noordoosten van Duitsland, die genoodzaakt waren zo hun schamele inkomsten aan te vullen.
Oorzaak van de trek naar Holland
De meeste Hollandgangers waren in eerste instantie afkomstig uit het Osnabrück, waar de Dertigjarige Oorlog (1618-1648) heel wat geld had gekost. Om deze schuldenlast weg te werken werd een ingrijpende belastingpolitiek gevoerd, met als gevolg dat de bevolking drastisch verarmde. Ook was er na de Dertigjarige Oorlog sprake van een flinke bevolkingsgroei, dus per gezin meer monden om te voeden. Daarnaast speelde het verbod op de erfdeling een belangrijke rol.Verbod op erfdeling
Om de instandhouding van de hoeves te waarborgen was er bij wet een verbod op erfdeling. De oudste zoon erfde het familiebedrijf, de andere niet-ervende kinderen kregen hooguit een geringe afkoopsom. Zij bezaten dus geen eigen grond en konden ook niet ‘introuwen’. Voor hen lag de oplossing in het huren van een stukje land en bewoning. Onder deze vaak armlastige ‘Heuerleute’ was een aanzienlijk aantal Hollandgangers te vinden.Doordat de verschillende arbeidscycli op elkaar aansloten was dit ook heel goed mogelijk. In het vroege voorjaar verrichtten de boeren hun voorjaarswerkzaamheden op het eigen land. Na Pinksteren vertrokken zij naar Holland waar in de voorzomer het meeste werk in de veeteelt werd verricht (hooioogst) of tot juli turf gewonnen werd. In de nazomer waren de Hollandgangers weer op het eigen land om daar het graan te oogsten en het winterkoren in te zaaien.
Een historische prent op een 'noodbiljet'uit de jaren twintig geeft het ontstaan van de trek naar Holland weer.
De routes van de reis van de Hollandgangers. Duidelijk te zien zijn de twee hoofdroutes vanuit het thuisland naar Nederland.
De reis
De afstand tussen het gebied van herkomst van de Hollandgangers tot de voornaamste plaatsen van bestemming bedroeg gemiddeld 200 tot 300 km. Een afstand die in die tijd grotendeels te voet afgelegd moest worden en om die reden dagen in beslag nam. De reis werd extra bemoeilijkt doordat er nog weinig wegen naar Holland en andere Nederlandse kustprovincies liepen. Dit dwong de Hollandgangers tot het nemen van bepaalde routes. Al snel waren er twee hoofdroutes vanuit het thuisland naar Nederland. Het is bekend dat sommige Hollandgangers vanuit Kampen en Hasselt de vrachtboot naar Amsterdam of Hoorn namen.Ook andere beroepsgroepen
Naast de landarbeiders kwamen er al snel andere seizoensarbeiders naar Holland. Denk aan bakkers, tegelbakkers, metselaars, artiesten, dijklui, scharensliepen, koperslagers, ketellappers, paardenhaarhandelaren en dienstboden. Pas na 1750 gingen ook stukadoors, uit de buurt van Oldenburg, voor seizoenswerk naar ons land.Einde seizoenstrek
Wat als seizoenarbeid was begonnen, veranderde dikwijls in permanente emigratie. In sommige delen van Duitsland ontstond hierdoor in toenemende mate leegloop. De Duitse regering nam maatregelen om de plaatselijke bevolking aan te moedigen in eigen land te blijven. Een van de maatregelen was het geleidelijk vrijgeven van grond om er nieuwe boerenbedrijven op te stichten.Als gevolg van de economische veranderingen in Duitsland en Holland, maar ook doordat emigratie naar Amerika in trek kwam, daalde de Duitse emigratie naar Nederland tegen de tweede helft van de negentiende eeuw sterk.