Home  | G.H. Lückens  | Modelleerwerk  | Tekeningen  | Werk divers  | Sitemap  | 

Stucwerk

Vlak stucwerk en sierstucwerk in een pand aan de Kloveniersburgwal 95, Amsterdam.
Bron: Beeldbank Amsterdam.

Stucwerk

Stucmarmerwerk in een pand aan de Herengracht 615, Amsterdam.
Bron: Beeldbank Amsterdam.

Stucwerk

Leeuw in sgraffito op de voorgevel van de Artis Bibliotheek in Amsterdam.
Bron: Beeldbank Amsterdam.

Stuc- of sierpleisterwerk is een laag pleister die op een muur, een plafond of gewelf is aangebracht en daarna bewerkt is tot een decoratief geheel. Het doel van het pleisteren of stukadoren is om muren of plafonds op een bepaalde manier af te werken.

Samenstelling pleister
De pleister bestaat in hoofdzaak uit gips of kalk en wordt soms met zand of andere stoffen vermengd. De eigenschappen van de pleister worden bepaald door de samenstelling: het type kalk, de soort toeslagstof(fen) en de onderlinge verhouding en korrelfijnheid van de componenenten. Andere woorden voor pleister zijn: kalk, witkalk, muurkalk, plaaster, pleistermortel, kalkmortel, pleisterkalk, stuc, witsel en chape.

Soorten stucwerk

Geschiedenis stucwerk in Nederland
In Nederland is vanaf het midden van de 11e eeuw vlak stucwerk gebruikt als afwerking van wanden en gewelven. Tot aan de zeventiende eeuw is er, voor zover bekend, nauwelijks geornamenteerd stucwerk aangebracht. De nog aanwezige geornamenteerde stucplafonds uit de 16e eeuw en deels ook uit de 17e eeuw zijn vervaardigd door vakwerklieden uit onder andere Duitsland of Engeland.

Sierpleisterwerk
Aan het einde van de 17e eeuw veranderde het gebruik van pleisterwerk in Nederland. Internationale kunststromingen kwamen toen ook hier tot uiting in geornamenteerd stucwerk, aanvankelijk vooral in grote buitenplaatsen. In de 19e eeuw kwamen er geleidelijk ook Nederlandse stukadoors, die het sierstuccen beheersten. In die tijd nam tevens de vraag naar sierstucwerk in burgerhuizen explosief toe.

Mallen
Veel van het stucwerk werd ter plaatse getrokken en geboetseerd. Voor de repeterende elementen kreeg de schrijnwerker/timmerman opdracht om mallen te maken. De stukadoor kon op die manier sneller en makkelijker werken. Vooraf vervaardigde elementen hoefden dan alleen nog maar op het plafond of de wand te worden aangebracht en afgewerkt. In de 20e eeuw en met name na de Tweede Wereldoorlog, nam de vraag naar sierstucwerk sterk af.