Trekschuit met scheepsjager te paard.
Jagers in trekzeel.
Pakschuit met scheepsjager te paard.
Jaagschuit
Een jaagschuit was een vaartuig, gebouwd om te worden voortgetrokken vanaf de
wal (gejaagd). Afhankelijk van de grootte van het vaartuig vond het jagen plaats
met mankracht of paardenkracht. Was een jaagschuit voornamelijk ingericht voor
het vervoer van passagiers, dan sprak men meestal over een trekschuit. Een
jaagschuit die bijna uitsluitend werd gebruikt voor het vervoer van goederen,
noemde men soms pakschuit.
Jaaglijn
Voor het jagen werd er in de mast een lijn gebonden: de jaaglijn. Deze jaaglijn
was van hennep en enkele scheepslengtes lang. Werd er met paarden getrokken, dan
werd de lijn vastgebonden aan het paardentuig. Werd er op menskracht gejaagd dan
werd aan het eind van de jaaglijn een brede band van jute of leer geknoopt. De
jager droeg dit zogenaamde trekzeel op borsthoogte rond lichaam en armen.
Jaagpad
Op plaatsen waar veel gejaagd werd, liep langs het vaarwater een jaagpad.
Jaagpaden werden onderhouden door de heffing van een jaagpadgeld. Boeren over
wiens land een jaagpad liep, waren verplicht dit pad begaanbaar en de oevers
vrij van obstakels te houden. Wanneer er een scherpe bocht in het vaarwater was,
stond er langs de oever soms een rolpaal, waar omheen de jaaglijn geleid werd.
Meestal was er maar één jaagpad langs het water. Het passeren van twee trekschuiten werd opgelost door die te voorzien van twee strijkbare masten van verschillende lengte. Naar gelang de vaarrichting hadden zij de korte of de lange mast opstaan.
Einde van trekschuit- en pakschuitdiensten
Het vervoer per trek- of jaagschuit was lange tijd de goedkoopste en
comfortabelste manier van reizen, maar langzaam. Met de opkomst van tram en trein
aan het einde van de 19e eeuw verdwenen de trekschuitdiensten. Het vervoer van
vrachtgoederen per pakschuit bleef nog iets langer rendabel. Rond 1930 werden de
pakschuiten vervangen door vrachtwagens.